[Vrijborstig]
VRIJBORSTIG, bijv. n. en bijw., vrijborstiger, vrijborstigst. Van vrij en borstig, van borst. Een woord van den vorm van rondborstig. Vrijmoedig, onbeschroomd, onbewimpeld: een vrijborstig vrouwmensch. Halma. Vrijborstig uitte hij zijne meening. Van hier vrijborstigheid, vrijborstiglijk.