Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 482]
| |
van hen. Bijbelv. Van hier vordering. Zamenstell. afvorderen, invorderen, enz. Vorderen, Notk. forderen, hoogd. fordern, deen. fodre, zweed. fodra, middeleeuw. lat. foderare, komt onzes crachtens van voor |
|