[Voorst]
VOORST, een vergrootingstrap van voor. Meest naar voren: hij was de voorste in den strijd. Aen sijne achterste ofte aen sijne voorste zijde Bijbelv. Het voorste is, als z.n., het voorste gedeelte: het voorste van het huis. Van de voorste, ook als z.n., gebezigd, komt vorst. Bijvoegelijk schrijft men steeds voorste, bijwoordelijk, voorst: hij staat voorst., vries. forst, en forste, hoogd. vorderste. Notk. forderosto.