[Voorop]
VOOROP, bijw., van voor en op, op het voorste gedeelte van een ding: hij zat voorop. Als daarentegen het ding uitgedrukt wordt, is op een voorzetsel, en moet het van voor afgescheiden blijven: hij zat voor op den wagen. Ja hetzelfde geldt nopens er voor op, enz.
Auteursrechtvrij