[Voordragt]
VOORDRAGT, z.n., vr., der, of van de voordragt; meerv. voordragten. Van voordragen. De daad van voordragen: bij de voordragt mijner bede. De wijze, waarop iets voorgedragen wordt: er hangt verbazend veel van de voordragt af. Het gene men voordraagt: mijne voordragt is, kortelijk, enz.