Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 435]
| |
voor, heb voorgedronken. Van voor en drinken. Voor iemand drinken, om hem tot nadrinken uit te lokken: de gastheer dronk het gezelschap lustig voor. |
|