[Vogelwigchelaar]
VOGELWIGCHELAAR, z.n., m., des vogelwigchelaars, of van den vogelwigchelaar; meerv. vogelwigchelaars en vogelwigchelaren. Van vogel en wigchelaar. Een waarzegger, die op het eten, geschrei enz. der vogelen acht geeft: de consul raadpleegde den vogelwigchelaar. Van hier vogelwigchelarij.