Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Voeraadje] VOERAADJE, z.n., vr. der, of van de voeraadje; zonder meerv. Ontleend van het fr. fourrage. Voeder: om 't genot der voeraadje. Hooft. Vorige Volgende