[Vlotschuit]
VLOTSCHUIT, z.n., vr., der, of van de vlotschuit; meerv. vlotschuiten. Van vlot en schuit. Eene schuit, die in vlakte aan een vlot gelijkt: de goederen worden met vlotschuiten aan boord gebragt. Ontlaen met vlotschuit, boot, en lichter. Vond. Zamenstell.: vlotschuitvoerder.