[Vlotgras]
VLOTGRAS, z.n., o., van het vlotgras; zonder meerv. Van vloten, of vlotten, en gras. Vlottend gras. Zich aan het vlotgras vasthouden, spreekw., zich op een zeer onzeker en onvast ding verlaten. Men vindt ook vlotsgars, in: een merrije, die vlotsgars ghegeten heeft. Colijn v. Rijss.