door de Min haer vlammen sticht. Moon. Geen water kon de vlam van zijn verlangen blussen. Vond. De kleurige aderen, die door het marmer loopen: welke fraaije vlammen. Van hier vlammen, vlammig. Zamenstell.: vlambloem, vlamkleur, vlamkleurig, vlammendrig, de zon, bij Vond., zie drig. Vlammestoker, bij denzelfden, eene toorts. Vlamschilder, vlamsteek, enz.
Liefdevlam, minnevlam, vuurvlam, enz.
Vlam, vlamme, hoogd., fr. flamme, eng. flame, ital. fiamma, sp. ellama, flama, lat. flamma, gr., φλοξ, oud opperd. blas, neders. blasz, angels. blaeth, bij ons eene vleug, een vleugje, is zijne beteekenis verschuldigd aan den klank der twee voorste letters, die iets vlugtigs aanduidt.