[Vitriool]
VITRIOOL, z.n., o., des vitriools, of van het vitriool; zonder meerv. Een bekend aftreksel van ijzer, koper, zilver, enz.: gedegen vitriool, dat door de natuur zelve toebereid is. Elixir van vitriool. Zamenstell.: vitrioolerts, vitrioolgeest, vitrioololie, vitrioolzuur, enz. Het stamwoord is het lat. vitriolum.