[Vijgboon]
VIJGBOON, z.n., vr., der, of van de vijgboon; zonder meerv. Van vijg en boon. Bij de Natuurkenners een plantengeslacht, waarvan men zeven verschillende soorten telt: witte vijgboon, bonte vijgboon, ruige vijgboon, enz., bij Linn. lupinus, hoogd. feigbohne, neders. fiekbone, viekbone, wickbone, en wicke.