[Viersprong]
VIERSPRONG, z.n., m., des viersprongs, of van den viersprong; meerv. viersprongen. Van vier en sprong. In overeenkomst met tweesprong en driesprong, de plaats, waar een weg als in vier stukken springt, of een kruisweg wordt: ik stond op den viersprong in twijfel, waarheen ik mij wenden zou.