[Vierponder]
VIERPONDER, z.n., m., des vierponders, of van den vierponder; meerv. vierponders. Van vier en ponder, van pond. Een ding, dat vier pond weegt, zoo als een vierpondig brood: wat is de prijs van eenen vierponder? Een vierpondige kogel: wij kregen eenen vierponder door den spiegel. Voorts ook een stuk geschut, dat vier pond ijzer schiet: twee ellendige vierponders.