[Verwerpelijk]
VERWERPELIJK, bijv. n., verwerpelijker, verwerpelijkst. Van verwerpen. Zie lijk. Anders verworpelijk. Dat verwerping verdient: die stelling is nog verwerpelijker. Bij Kil. komt het als bijw. voor, in de beteekenis van met verwerping, met verachting. In den Statenbijbel wordt verworpelijk voor berispelijk, strafbaar, gebezigd. Van hier verwerpelijkheid. Zamenstell.: onverwerpelijk, enz.