[Vervolg]
VERVOLG, z.n., o., des vervolgs, of van het vervolg; meerv. vervolgen. Verkleinw. vervolgje. Van het onscheidb. voorz. ver en volgen, met weglating van den staart; zie ver. De daad van vervolgen: het vervolg der Ketteren. Hooft. Om een vlugtend leger binnen deszelfs wallen voor 't vervolg der vijanden te dekken. Drieberg. Al wat tot voortzetting van een bedrijf, verhaal, enz. dient: in het vervolg der redevoering. Er schijnt geen vervolg op te komen. Die tijding heeft geen vervolg. Vervolg op Wagenaar. In 't vervolg, en bij vervolg, zijn bijwoordelijk evenveel als in vervolg, en bij vervolg, van tijd, naderhand. Hooft bezigt het voor aanzoek: die Leicester, op vervolg van Postelle, derwaarts gestuurt had. Zamenstell.: tijdvervolg.