[Vervoering]
VERVOERING, z.n., vr., der, of van de vervoering; meerv. vervoeringen. Van vervoeren. De daad van vervoeren: wie zou mij de vervoering daarvan beletten? Kwaad gezelschap strekt tot vervoering van jonge lieden. Hevige gemoedsbeweging: vervoeringen van blijdschap, van wanhoop, enz.