[Vervolgen]
VERVOLGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vervolgde, heb vervolgd. Van het onscheidb. voorz. ver en volgen. Menschen, of dieren, najagen, om ze te vangen, te vellen, enz.: wild, struikroovers, vervolgen. Sij hebben ons op de bergen hittichlick vervolgt. Bijbelv. Overdragtelijk: iemand met hoon en smaad vervolgen. Belaagd, vervolgd, door hen, die mij benijden. L.D.S.P. Sij vervolgen mij met leugen. Bijbelv. De waerheijt werdt vervolcht, 't gheloove huckt. A. Bijns. Bijzonderlijk, wegens mishandelingen, waardoor men