Ick zal u 't heel verhael van voren af ten einde toe ververtrecken. Huijghens. Och, doen ghij dit vertroct in mijn presentie. v. Ghist. Noch gistren heeft u knecht mij yets daervan vertrocken. Bredero. Voorts is bij Kil. vertrecken, aftrecken den wijn, vervaeten; en zich vertrekken was, oulings, verschuilen, wijken: voor die sich binnen wil vertrekken. Six van Chand. Anders is zich vertrekken, zich in het trekken (van eene kaart enz.) vergissen, mistrekken: ik heb mij vertrokken. Onz., sammelen, vertragen, achterblijven: hoe lang de tijt vertreckt, in groote zaken spoet de hemel langzaem. Vond. Waerom vertreckt sijn wagen te komen? Bijbelv. Verreizen: wij staen reede te vertrekken. Vond. Vertrokze, om 't wijde meer te peilen. Hoogvliet. Zich van een gezelschap afzonderen, van een tooneel gaan, enz.: Salome op moeders wenk, vertrekt. Vond. Volgens Kil. bezigt men dit woord wegens eenen veldheer, die van legerplaats verandert, een beleg opbreekt: hij hadde gehoort, dat hij van Lachis vertrocken was. Bijbelv. Voorts gebruikt men het wegens dienstboden, die van meester veranderen: mijn knecht vertrekt eerstdaags; en wegens stervenden: Amfions wederga vertrekt naer d'eeuwigheit. Poot. Van hier vertrekking. Zamenstell.: vertrekbrief,
Kil. - vertrekkamer, vertrekplaats, enz.