[Verstrooijing]
VERSTROOIJING, z.n., vr., der, of van de verstrooijing; meerv. verstrooijingen. Verkleinw. verstrooijingje. Van verstrooijen. De daad van verstrooijen: door verstrooijing van zoo veel suiker. Tot verstrooijing der struikroovers. Verstrooijing van gedachten. Verstrooijing is voor hem onontbeerlijk. Al die verstrooijingen verwilderen hem.