Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
ik wil mij aan dien arbeid niet verslaven. Hij heeft zich aan den drank verslaafd. Die zich aan 't kwaad verslaaven. L.D.S.P. Van hier verslaving, en, van het deelw. verslaafd, verslaafdheid. |
|