[Verslampampen]
VERSLAMPAMPEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verslampampte, heb verslampampt. Van het onscheidb. voorz. ver en slampampen. Anders verslempen. Bij Kil., ook verslemmen. Met geslemp doorbrengen: hij verslampampt al, wat hij bezit. Van hier verslampamper, verslampamping.