[Verslag]
VERSLAG, z.n., o., des verslags, of van het verslag; meerv. verslagen. Van het onscheidb. voorz. ver en slaan, slagen, met weglating van den staart. Zie ver. Berigt, opgave van zaken: ergens verslag van geven. Om daar op 't verslagh te doen. Hooft. Eerwaerde vader spreeck! Ick luister naer 't verslagh. Vond. Zamenstell.: verslagschrift, enz.