Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
voorz. ver en schieten, met weglating van den staart. Zie ver. Zulk eene hoeveelheid van voorkomende dingen, dat men daaruit kiezen kan: wij hebben hier geen verschiet van Geneesheeren. Dat gedeelte van eene schilderij, dat met verschietende kleuren gemaald, of zwakker, dan het overige, gekleurd, is: in het verschiet zag men een hooggetorend slot. Het gene op zulk eene wijze afgeschilderd pleegt te worden, om dat het op eenen verderen afstand geplaatst is, dan het overige: deze landstreek heeft een bevallig verschiet. Men ziet door eene poort in 't verschiet. Vond. Het gene ten aanzien van den tijd verwijderd is: er opent zich een donker verschiet voor mijne uitzigten. In het verschiet, is op eenen afstand van tijd, of plaats: de vervulling van dien wensch staat nog al te veel in het verschiet. 't Welk glinstert in 't verschiet, maer van nabij verslind. D. Deck. |
|