Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 228]
| |
het ongebruikelijke schalen. Geur en kracht verliezen: op dat de wijn niet verschale. Verschaald bier, enz. Van hier verschaling, en van het deelw. verschaald, verschaaldheid. Zamenstell.: onverschaald, enz. |
|