[Verrekenen]
VERREKENEN, bedr. en wederk. w., gelijkvl. Ik verrekende, of verrekende mij, heb verrekend, of mij verrekend. Van het onscheidb. voorz. ver en rekenen. Door rekenen vereffenen: wij hebben het immers reeds verrekend. Mede in rekening brengen: die post is al verrekend. Wederk., zich in het rekenen misgrijpen: ik heb mij vast verrekend. Van hier verrekening.