[Veroorzaken]
VEROORZAKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik veroorzaakte, heb veroorzaakt. Van het onscheidb. voorz. ver en oorzaken, van oorzaak. Verwekken, te wege brengen: dat bedrijf zal veel onheils veroorzaken. Van hier veroorzaaksler, veroorzaker, veroorzaking.