Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Veroorlogen] VEROORLOGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik veroorloogde, heb veroorloogd. Van het onscheidb. voorz. ver en oorlogen. Aan oorlogen te koste leggen: hoe oneindig vele miljoenen heeft dat land niet veroorloogd! Vorige Volgende