[Verontreinigen]
VERONTREINIGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verontreinigde, heb verontreinigd. Van het onscheidb. voorz. ver en ontreinigen. Evenveel, als ontreinigen: op dat sij niet verontreijnicht en souden worden. Bijbelv. Van hier verontreiniger, verontreiniging.