[Vermuffen]
VERMUFFEN, onz. w., gelijkvl. Ik vermufte, ben vermuft. Van het onscheidb. voorz. ver en muffen. Muf worden: het meel schijnt te vermuffen. Overdragt.: die om wanckel loon vermuffen op 't cantoor. Z.N. Van hier vermuffing. Het deelw. vermuft wordt als bijv. n. en bijw. gebruikt.