[Vermorsen]
VERMORSEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vermorste, heb vermorst. Van het onscheidb. voorz. ver en morsen. Door morsen bederven: hebt gij al dat papier bekladen vermorst? Al morsende verdoen: het kind heeft al zijn kostelijk eten vermorst. Overdragtelijk, door eene ongeschikte behandeling ten verderve brengen: die heel-