[Vermoorden]
VERMOORDEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vermoordde, heb vermoord. Van het onscheidb. voorz. ver en moorden. Moorddadiglijk ombrengen: de kinderen werden in de wieg vermoord. Vermoorden ouderdom en wees. L.D.S.P. Overdragtelijk, is, iemands rust vermoorden, dezelve kwaadaardiglijk verstoren; zijnen tijd vermoorden, denzelven moedwillig verkwisten. Van hier vermoorder, vermoording.