[Vermomboren]
VERMOMBOREN, vermomberen, bedr. w., gelijkvl. Ik vermomboorde, heb vermomboord. Van het onscheidb. voorz. ver en momboren. Bij Kil. onder voogdijschap houden. Een' momber, een' voogd geven: omdat hi 't kint wilde vermomboren. L. v. Velth. Zie momber.