[Vermoeden]
VERMOEDEN, z.n., o., des vermoedens, of van het vermoeden; meerv. vermoedens. Eigenlijk, de onbepaalde wijze van vermoeden. Bij Kil. vermoed. De daad van vermoeden, voorloopige berekening, gissing, achterdocht: het valt tegen alle vermoeden uit. Het zijn loutere vermoedens. Ik heb geen vermoeden op hem. Op wien zij quaat vermoeden hadden. Hooft.