Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vermiljoen] VERMILJOEN, z.n., o., des vermiljoens, of van het vermiljoen; zonder meerv. Een bastaardwoord, van het fr. vermillon. Eene schoone roode verf: het is met vermiljoen beschilderd. Zamenstell.: vermiljoenkleur, vermiljoenkleurig, enz. Vorige Volgende