[Vermijmeren]
VERMIJMEREN, bedr. w., gelijkvl. Ik vermijmerde heb vermijmerd. Van het onscheidb. voorz. ver en mijmeren. Al mijmerende doorbrengen: zijnen besten leeftijd vermijmeren. Al mijmerende van verstand, gezondheid, enz. berooven: gij zult u geheel vermijmeren!