Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
Van het onscheidb. voorz. ver en mijden. Ontwijken, schuwen: vermijd het kwaad. Most vaders gramschap, en den vaderlantschen gront, vermijden. Vond. Van hier vermijdelijk, vermijding. |
|