[Vermaning]
VERMANING, z.n., vr., der, of van de vermaning; meerv. vermaningen. Verkleinw. vermaningje. Van vermanen. De daad van vermanen: geene vermaning maakt indruk op hem. Eene vermaning van de koorts, is, een kleine aanval daarvan. Voorts geeft men dezen naam, in Vriesland, aan eene Godsdienstige vergaderplaats van Doopsgezinden: gaat hij ook in de vermaning te kerk? En vermaning van geboorte, is bij Kil., gelukwensch aan iemand op deszelfs geboortedag.