[Vermalen]
VERMALEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik vermaalde, heb vermalen. Van het onscheidb. voorz. ver en malen. Al malende vergruizen: er zijn korrels onder, die niet vermalen zijn. Evenveel hoe vergruizen: het is tot stof vermalen. Ook oneigenlijk: alle vijandelijke legers werden door hem vermalen. Alle die Koninckrijken vermalen, ende te niete doen. Bijbelv. Van hier vermaalbaar, vermaling.