[Vermaard]
VERMAARD, bijv. n., vermaarder, vermaard. Eigenlijk een deelw. van het reeds eenigzins verouderde vermaren. Een onderwerp der mare, der algemeene spraak, befaamd, beroemd: de vermaarde helden der oudheid. Het vermaarde London. Die vermaert zijn onder de Apostelen. Bijbelv. Van hier vermaardheid. Zamenstell.: onvermaard, wijdvermaard.