[Verlokkelijk]
VERLOKKELIJK, bijv. n. en bijw., verlokkelijker, verlokkelijks. Van verlokken, zie lijk. Geschikt, om te verlokken: dat is een verlokkelijk eten. Zij had zich verlokkelijk opgeschikt. Verlokkelijker schepsel zag ik nimmer. Van hier verlokkelijkheid.