[Verligten]
VERLIGTEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verligtte, heb verligt. Van het onscheidb. voorz. ver en ligten. Ligter maken: iemands last verligten. Ook oneigenlijk: den last des arbeits door vertellingen verlichten. Vond. Tot g' onze smart verligt. L.D.S.P. Verlichten het hert. Kil. Van hier verligting.