[Verlicht]
VERLICHT, bijv. n. en bijw., verlichter, verlichtst. Eigenlijk een deelw. van verlichten. Door licht opgehelderd: eene verlichte kamer. Het verlichte uitspansel des hemels. Figuurlijk, met bondige kennis en juist doorzigt van zaken begaafd: welk een verlichte wijsgeer! Verlichte Grieken en Hebreen. Vond. Verlichtede oogen uwes verstants. Bijbelv. Betoont zich in 't