[Verlang]
VERLANG, z.n., o., des verlangs, of van het verlang; meerv. verlangen. Van het onscheidb. voorz. ver en langen, met weglating van den staart, zie ver. Anders belang, aangelegenheid: maar deze plaats was met eenige andere van geen groot verlang. Hooft. Daer en licht geen groot verlangh aan. Kil., bij wien dit woord ook nog de beteekenis van eene kleine wijle tijds, en die van gewigt, en berekening van gewigt, of waarde, heeft.