[Verkrachten]
VERKRACHTEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verkrachtte, heb verkracht. Van het onscheidb. voorz. ver en krachten, van kracht. Oulings ook vercrichten. Met kracht en geweld meester worden, gewelddadig behandelen: Joseph wert in Egijpten gebracht. Doe hem sijn broeders hadde vercracht. v. Hass. Door eenen diepen slaap betoverd en verkracht. Vond. Schofferen: al wat vrouwelijk was, werd jammerlijk verkracht. Die onreijn was door afsonderinge hebeense in u ver-