[Verkrachter]
VERKRACHTER, z.n., m., des verkrachters, of van den verkrachter; meerv. verkrachteren en verkrachters. Van verkrachten. Al wie verkracht, schoffeert, schendt: de snoode verkrachter van die schoone maagd. Een verkrachter der Goddelijke en menschelijke wetten. Zamenstell.: eedverkrachter, pligtverkrachter, vrouwenverkrachter, wetverkrachter, enz.