[Verkooping]
VERKOOPING, z.n., vr, der, of van de verkooping; meerv. verkoopingen. Verkleinw. verkoopingje. Van verkoopen. De daad van verkoopen; verkoop: na verkooping van zijne vastigheden. De bijeenkomst, waarin iets verkocht wordt: hij was ook op de verkooping. Zamenstell.: verkoopingsmaaltijd, enz. Boekverkooping, landverkooping, veenverkooping, enz.