[Verknoeijen]
VERKNOEIJEN, bedr. w, gelijkvl. Ik verknoeide, heb verknoeid. Van het onscheidb. voorz. ver en knoeijen. Door geknoei bederven: gij verknoeit al, wat gij onder handen krijgt. Aan nietigheden verspillen: gij verknoeit uwen kostelijken tijd. Van hier verknoeijing, enz.