Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
verkorven. Van het onscheidb. voorz. ver en kerven. Averegts behandelen: hij heeft het bij mij verkorven, het gene hij deed averegts gedaan, zich slecht gedragen, misdaan. Aldus blijft Godt getrou, schoon wij het snood verkerven. Poot. |
|